Friday, 28 October 2011

28102011

aan S.H.

Er zijn natuurlijk altijd die momenten waarop men denkt, wat doe ik hier,
in deze witte kamer,
met meubels die de mijne niet zijn, met een lucht die de mijne niet is,
met een uitgesteld gevoelsleven.

vluchten kan niet meer, 'k zou niet weten hoe.

De rituelen die ik opneem, nu ik even terug in … ben,
zijn vertrouwde, veelbetreden wegen.
van lezen op een kamer vol jeugdzweet en stof,
van treinen in het rood, van koffie onderweg,
in de straten van de heimat.

Ik kijk foto's van mooie jongens, van diva's in zwart wit.
Gauw koop ik nog wat gele chrysanten.
November is reeds in mijn gemoed.

Sunday, 23 October 2011

Geen Titel 58

voor Pauline

Reluctance

Out through the fields and the woods
And over the walls I have wended;
I have climbed the hills of view
And looked at the world and escended;
I have come by the highway home,
And lo, it is ended.

The leaves are all dead on the ground,
Save those that the oak is keeping
To ravel them one by one
And let them go scraping and creeping
Out of over the crusted snow,
When others are sleeping.

And the dead leaves lie huddled and still,
No longer blown hither and thither;
The last lone aster is gone;
The flowers of the witch-hazel wither;
The heart is still aching to seek,
But the feet question 'Whither?'

Ah, when to the heart of man
Was it ever less than a treason
To go with the drift of things,
To yield with a grace to reason,

And bow and accept the end
Of a love or a season?

Robert Frost - A Boy's Will and North of Boston

Monday, 17 October 2011

171011

De bomen zijn er laag, en eeuwig groen, in het westerkerkhof in de koningsstad.

Dat ik net daar wandelde, was geen toeval. De noordse zon is mild, de stilte doet me goed. -stilte begeleid met mobiele muziek uit de heimat- stilletjes zing ik mee met soundtracks van melige films, met ballades van diva's lang vergeten. Ik kijk naar de namen, de vredige ruïnes, de moeite die men deed om het kerkhof aan te leggen. Met bomen en vijvers en paadjes in sterrenpatroon. Er zijn haast geen mensen, het is een doodgewone zondag in oktober. Ik merk dat ik spreek en mijn dagelijkse handelingen herhaal. Men zal zich douchen, scheren, eindelijk afwassen. Schrijven is het laatste waar ik aan denk wanneer Dion, C. haar laatste schrille tonen door mijn trommelvliezen blaast en ik ril van kippevel en adoratie.
En zo wandel ik verder, in het gezelschap van directeurs en sociaal-democraten; van trotse sufragettes en katholieke fabrikanten.

Het lijkt me geen toeval dat naast dat lommeroord van vredige dood een gevangenis ligt.
En tivoli blijft maar draaien in de verte.

Thursday, 6 October 2011

06102011

nu is de herfst gekomen
met westerwind heimatwind

wind die mij ontwortelde en
plantte in het noorden.

( al heeft een vers verpotte plant
veel licht van doen )

Sunday, 2 October 2011

Geen Titel 57




vilhelm hammershøi

021020112

met de handen op de rug
loop ik door de stad
van koningen met twee namen
en veel romeinse cijfers
van koninginnen zonder echtgenoten
van prinsen zonder vrouw

in een stad van vele torens
en bruggen en water omringd
door straten en huizen als in
parijs en de herfstzon doet de
groene daken zinderen
fladderen trillen vervagen in
mijn slechter wordend zicht

en zo wandel ik rond
met de handen op de rug
in een stad die de mijne nog niet is
en waar de mensen lopen en fietsen
en praten tegen hun kinderen als
waren het volwassenen met
lichtblond haar en vrouwen
turks spreken tegen dochters
en wijzen naar hun zonen
die de deuren openen van
trams metro's bussen lokale
treinen

en zo wandel ik rond
ik kijk naar hen en denk ik
sta hier buiten maar ik blijf
wandelen met de handen op
mijn rug
en mijn rugzak weegt
en mijn schouders tonen
rood van bandjes en jasjes
en muizenissen
en r.e.m. zingt mee in mijn
hoofd over religie en kerken
zie ik dansen in de eerste
herfstzon die schijnt over
de stad van koningen en hipsters
en mensen zonder papieren

en de bruggen zijn hier lang
en breed en groot maar altijd
kaarsrecht als de mannen op
hun fietsen als de soldaten op
hun paarden en hun helmen
blinken en verblinden mijn
mollenzicht door mijn bril

die vuil is door het stof van
wegenwerken en nazomerwarmte
en uit mijn poriën komt gekropen
en een folie vormt op mijn wezen
op mijn gezicht en mijn bril
die bedampt en die lijkt te zeggen
poets me nog niet want zo is het
beter zo is het vaag zo zie ik
de details niet van de stad die
de mijne nog niet is

en zo wandel ik verder en ik neem
de trein en ik wandel verder en
denk aan wijn en cornflakes
want een mens moet ook eten en
drinken
ook in een stad van koningen
en koninginnen.

02102011

dat de zon niet blijven schijnen zou,
zei je, was te verwachten.
de herfst speelt met onze voeten,
straks gaat het waaien, men regen
die uit de grond lijkt te spuiten.

(in de metro is het heet, mijn
poriën zweten stadsvuil)

de mensen bundelen zich in groepen
in strepen zon in nat gras en
drinken bier en ik aanschouw
als een wesp in een fles
kijk ik mensen.

Saturday, 1 October 2011

01102011

eg har spist for mykje potetgull
og klokken er berre halv tre