Ontgoocheld
'k Had - ik weet het was vermetel -
over tijd het vast gedacht
Phoebus te beschrijven, Phoebus
en zijn gouden morgenpracht.
Doch, ik moet bekennen dat ik
de eerste klaarte van den dag,
elders nooit - ik vraag excuse -
dan in bedde, rijzen zag.
'k Wilde dus, de visu, weten
hoe dat Phoebus stralenmacht,
's nuchtends in gevecht komt met de
zwarte kinders van den nacht.
't Was op eenen lentemorgen,
talrijk zijn die morgens niet,
dat mij Morpheus - hoogst gelukkig -
vroeg genoeg ontwaken liet.
Ik ontwaakte, en duizelachtig,
bijna zonder kleedren aan,
klaar van haaste, liep ik buiten,
buiten in de koude staan.
Achter tien minuten wachtens,
lag er langs den Oosterkant
door de purpre duisternissen,
een gestriemde roode band.
Dan, de zonne stak allengskens
haren dikken waterkop,
lijk een gloeiende ijzren schrijve,
tusschen 't groen der boomen op.
Dit was alles; 'k stond te bibbren
en beklaagde deerlijk dat,
tegen Phoebus koude, ik mijnen
warmen slaap verwisseld had.
Hieruit trek ik geen besluiten,
maar ik raad eenieder aan,
de idealen van de dichters
nooit de visu na te gaan.
Omer-Karel de Laey - Ook verzen (1902)
No comments:
Post a Comment