Wednesday 14 April 2010

14042010

Hij droomde over de beren in de wolken en de talen van het zuiden. Een zuiden vol delta’s en varens en vruchtbaar slib, waar slaven werkten en de koningen eeuwig leefden. Ze spraken in vreemde tekens en waren oud als stof. Ze leefden als op andere planeten, hoog boven 1996, maar hadden ook oorlogen, tragedies, aardverschuivingen en verval gezien. Jarenlange oorlogen, landgrenzen verdwenen in zee en eilanden werden bergen. Verzwolgen steden en bevroren tropische rijken. Nu hadden ze vliegtuigen en toeristenbussen en hele snelle treinen. Nu was dat zuiden ook daar niet meer. Maar wel in het zand, in de lijnen in het zand, dat wegspoelde in de golven. Hij zou ze vinden, die landen, die planeten, en hij sprong tegen de golven met de handen in de lucht. De deining van de zee maakten hem ziek en bleek. Bleek als het strand, sein Zauberberg.

Noorwegen in de verte, achter de zee. Een eindeloze bocht wit zand omsloot het land, geen bomen hier, en daar wat gras. Grijs gras, neergeslagen door westenwind en golfstroom, die Jutland deden buigen. Niet voor de Kroon, maar voor de golven. De kerken waren laag, wit. De huizen saai, de mensen schaars. Geen kroon had hier gewoond, geen man had hier voor gekozen. Vluchten is laf, komen is waanzin, blijven is zwijgen.

1 comment: