Sunday, 22 August 2010

22082010

Ik wil graag fietsen in de provence.
Lavendel en graan en lichtbruine kerken.
Een nazomer in het zuiden.

Met ceders en pijnbomen.

En nu? Wat is er nu? Morgen is er onweer.
Gaan we gauw samen liggen?
Platen luisteren.
In de zon, zon, zon zien zakken in de zee.

voor N.

21082010

Slaap als een reus
Slaap als een roos
Reuzeke Rozeke

Herinnering in dozen
Dat smaakt zo zoet,
maar 't doet u tranen
't doet u draaien,
maar 't smaakt zo zoet.

Slaap als een roos
SLaap als een reus
Reuzeke Rozeke

bedankt, PvO


Tuesday, 17 August 2010

Monday, 16 August 2010

+32etc.

il n'y a pas de hasard,
il n'y a que des rendez-vous
Paul Eluard

Hier is het goed, met mensen in auto's en velden met kapellen. Akkoord, de lucht is vochtig, maar een schoner wolkendek, dat vindt ge niet. Dat hangt zwanger boven de graven en de huizenlinten maar niemand die hun blos nog kan zien. Het regent, het regent, de pannekes worden nat. Nat van geilheid, blijheid, van den elketriek in de lucht. Oh! Die wolken. Mist op de vaart, rijm in het gazon van juffrouw en doctorandus.

De wolken zijn de schilders beste vriend. Het gebrek aan adembenemend landschap doet ons dromen en creëren. Maar schrijven? Taal vastzetten in boeken en wetten die werken? Dat wil niet lukken. We zitten als zwijnen dicht bijeen, we kunnen niet in stilte denken, want daar is Josée achter het gordijn en Kato op de fiets met Luca erachter aan. En de wolken die vliegen, mager of zwanger. Ze bevruchten 't land van onze aarde, zandlemigzoet Vlaanderen, zwijnenkot aan de Noordzee. Geen dijken, Ruhrgebieden of wijngaarden, maar vaarten en halve ringen en treinen die rijden en stoppen dat het een lieve lust is. Dit microland is van ons en we kijken naar de patatten die we rooien, bruneren en sauteren, gratineren of versnijden. Ne mens moet iets in handen hebben, hé! Want van de lucht en de liefde gaat ge niet leven. Doe goed en doe voort. Zo worden de patatten ons hoogste goed, en de velden ons erfdeel.
De boeren zijn nu garagisten, kleine zelfstandigen en burgemeesters in mooi pak. En we juichen voor coureurs rond een kerk van holle woorden en lege graven. Kapel, zwijn en aardappel. Maar nog steeds die wolken, die over Oostende golven en neerslaan op de polders. Ze zwellen en groeien en breken boven Brabant, waar wij elkaar zagen.
Een goed gesternte bestaat hier niet, hier zijn geen nachten. Knipperlichten, flitslichten, lichtlinten zijn de grenzen. Onzichtbare grenzen, gerespecteerd door mens en beest. Ik zeg hie en gij zegt gie en dich en mich en ik begrijp je niet, maar dat is goed, want de koers verbindt ons allen. Allez, santé, circulez.
Ik denk dat de wolken rond mijn hoofd hangen, maar ze zakken. De mist hangt niet meer voor mijn ogen. Ik zie de zon, daar ginds, in 't noorden. Gek! De zon die komt daar niet! En toch, dat magisch licht met groen en blauw en ijskristallen. Soms komt het licht vanuit het westen. Dat schone westen. Mensen spreken hier veel, maar zeggen zo weinig. Want, wat valt er te zeggen? Ik vermoed weliswaar niet dat jouw licht vanuit mijn glottale heimat komt, maar van nog verder. De golven zijn daar groen, allicht, dat denk ik toch, groen als de dame die hen bewaakt. Daar zijn bergen en zeeën en men begrijpt elkaar! Het is zo ver, uw westen. Al denk ik dat mijn westen evenzeer ver van de wereld verwijderd is. Goed beschermd tegen de vooruitgang en milieuactivisten. Je kan wel schuilen in jouw oosten, en weg zijn van ons Brabant. Maar geschiedenis is hier ons water. Wij drinken en wij eten historie. Van Goedendagen en de loopgraven, van de Walen en de Duitsers, van het secundaire onderwijs en gebroken harten, katers en Katrina's. Vluchten gaat hier niet, men kan hier niet pauzeren. Want het gaat vooruit, al staat het land heel stil en schuifelt het vooruit naar Echternacht.
De zingende bossen van het noorden lokten me en bezweerden mij met stiltes die ik niet kende. De wolken zijn nog in mijn ogen, maar drijven over andere landen. Ik zie de wolken ook bij jou, jij gaat ze zien dalen en wenen boven Nieuw Engeland, met zoete herfstdagen en meedogenloze winterdagen. Het isolement dat wij niet (meer) kennen doet ons goed. Een nieuw begin. Een mens leeft wel drie, vier keer! Met verhalen van een continent dat nu wat ligt te kermen in prachtig puin. Met verhalen in een continent, het nieuwe Rome,dat blinkt in chroom en staal!

Wij blijven hier, de vloed verzwelgt ons niet, van 't weer gaan wij niet dood. De klei van ons zoet vaaderland plakt nog aan onze schoenen, maar 't is geen lood niet meer. Nu gaan wij vliegen. De klei houdt ons samen, de wolken doen ons denken aan onszelf, ons oude zelf, ons aloud taaltje van smout, vet 'espe en spel en daar in't groene boekenhout liggen geheimen verscholen. Geheimen die aan het licht komen, zodra we over de heuvel van 't groene gras kijken. Daar is 't vlakke land van bier en frieten, van coureurs en ijskreemstranden. Ons huis is waar de wolken drijven, de klei die doet ons vluchten, de klei die ons doet vliegen.

Het ga je goed, ginds.